Mijn kind heeft ADHD
Karin van Loon schreef op verzoek van Lizenda over haar moederschap en haar zoon William, een jongen met ADHD. William is inmiddels 24, heeft werk en woont zelfstandig. “Ikzelf had nooit last van hem. Ik had last van de mensen eromheen die wat van hem vonden. Dat was mijn verdriet.”
door Karin van Loon
  

Mijn zoon heeft bereikt wat hij wilde bereiken, en dat is belangrijk voor mij. Er werd alijd geroepen “jij kan dat niet, je komt nooit verder dan dat”. En hij is veel verder gekomen dan dat. Er werd tegen hem gezegd dat hij nooit verder zou komen dan AVI-4 met lezen. Maar hij heeft gewoon zijn diploma’s gehaald, en is geworden wat hij wilde worden.

ADHD kwam pas aan de orde toen hij naar school ging, toen hij 3 was. Naar de peuterspeelzaal. Hij was een intelligent mannetje en kon al goed praten. Op de eerste dag al wilde hij bij de peuterspeelzaal weglopen. Hij deed zijn jas aan en zijn rugzak om. ‘Ik ga naar huis, ik vind het hier niet meer leuk’. Tegen mij zei hij: ‘wat een stomme kinderen, ze kunnen niet eens praten’. Dus wij dachten eerst dat er iets anders was. Hij kón goed praten. Hij kon al het alfabet opzeggen, tellen. Naar onze mening een slim mannetje.


Toen hij naar de kleuterschool ging werd ik na een half jaar gevraagd om bij de juf te komen. Ze vertelde dat ze dacht dat mijn kind ADHD had. Ik was er helemaal niet blij mee. Wie was zij om mij te vertellen dat mijn kind dat had? Ze vond hem druk, hij kon zich niet concentreren. Als hij iets moest tekenen, dan tekende hij niets, of hij krastte wat. Het boeide hem niet. En zo begon eigenlijk ‘de hulpverlening’.

Als je als moeder hoort dat je kind ADHD heeft dan weet je niet goed wat te voelen. Opluchting dat er een erkenning is dat er iets niet goed is. Er komen allemaal vragen. Heeft hij medicatie nodig? Zal hij een baan kunnen krijgen, zelfstandig kunnen worden? Je voelt de pijn. Je eigen pijn als ouder, en de pijn die je voelt voor je kind. En in die tijd kon je als ouder niet op het internet zoeken naar informatie, of naar lotgenoten.

Hij had thuis altijd aandacht nodig. Als ik rust wilde, dan liet ik hem TV kijken. Hij was gek van de Leeuwenkoning, keek soms wel 3 keer per dag deze film. ’s Ochtends was eten, wassen en aankleden al een hele toer. Bij het jas-aandoen eerst de hond knuffelen. Nog even in dat boekje lezen. Met de auto naar school, en daar ging mijn druktemakertje dan de school in. Zou hij straf krijgen? Heeft hij wel een leuke dag? Ook als hij op school was bleef ik me zorgen maken.


En op het schoolpijn ’s middags bij het ophalen. De dagelijkse stress of de juf naar me toe zou komen om te vertellen wat hij vandaag allemaal niet goed had gedaan. Dan de thuiskomst. Als hij bijvoorbeeld in de zandbak had gespeeld. Hij deed dan zijn schoenen netjes buiten uit, en gooide ze vervolgens op de mat binnen leeg. Ging naar het toilet, deed de handdoek in het fonteintje en zette de kraan open. Hij ging plassen, liep weg – en alles liep over. Als hij 5 minuten binnen was, dan had ik al gedweild en gezogen.

Dan ben je moe en geïrriteerd. Je kunt je kind wel achter het behang plakken. En tegelijk: als je naar hem kijkt, dan voel je zorg en liefde. Wat er in zijn hoofd gebeurt. Hoe je hem kunt helpen. Zo blijf je in je hoofd in kringetjes draaien – vragen en verdriet. Er is niemand die je snapt en niemand die je echt kan helpen.

Toen moesten we dus naar de GGZ. Ze hebben hem onderzocht, testen gedaan – en daar kwam ADHD en Dyslexie uit. Er werd niet gezegd in welke gradatie. Ja, hij heeft ook woedeaanvallen gehad. En dat was helemaal niet makkelijk. Je weet dan niet altijd hoe je rustig kunt blijven.

Als ik aan die periode terugdenk – dan wordt ik erg emotioneel. Hij heeft in die tijd in een dagopvang gezeten, ver bij mij vandaan. Hij werd ’s morgens om 8 uur gehaald, en ’s avonds om 6 uur kwam hij terug, met het avondeten al op. Dus ik gaf hem alleen ’s morgens zijn ontbijt. Twee en half jaar heeft dat geduurd. Dat was een hele zware periode.


In die periode ben ik ook gescheiden van mijn man, en waren William en ik daarna alleen. We woonden in de buurt van Zaandam. Hij ging naar het speciaal onderwijs. Dat was, vond ik, niet zo’n succes. Hij werd opgehaald met een busje, en ook weer thuis gebracht. Will is een hele lieve jongen, hij kan niet tegen oneerlijkheid. Op school was hij vaak het slachtoffer van diegenen die nog veel erger ADHD hadden. Zijn medekinderen hadden soms autisme, maar vooral ADHD, en dan ook nog vrijwel alleen jongens. Hij kwam thuis met bijtplekken op zijn armen.


Er werd heel erg op zijn gedrag gestuurd, en ik vond dat zijn leren daardoor in het gedrang kwam. ADHD – daar heeft iedereen wel een beeld van. Druk, niet te remmen – noem maar op. Ze kunnen heel veel, alleen past het niet in het plaatje dat de school wil zien. Als ze een vogeltje zien vliegen, dan zijn ze afgeleid. Stilzitten op een stoel is bijna onmogelijk. Maar als het constant ‘doe dit niet, kijk me aan, luister wat ik zeg’ is, dan wordt dat negatief. Zijn kwaliteiten werden vergeten. Zijn leren werd maar een beetje gelaten. Ik had zo iets van: ‘Hij is niet achterlijk! Kom op nou!’.

Wat ik leuk vond: hij had een vriendje. Ze deden allebei mee aan de muziekschool toen ze kleuter waren en ze zijn jaren met elkaar opgetrokken. We hadden als moeders een afspraak. Als ze met elkaar speelden dan zeiden we niet ‘van 2 tot 4 uur’, maar: ze mogen spelen zolang het leuk is, en nét voor het moment dat er wrijving lijkt te gaan komen, dan stoppen we het. Dat moment leer je aanvoelen. Want dan is het nog leuk. Dat heeft altijd heel goed gewerkt.

Toen kwam de middelbare school. Hij was 1e en ging naar een gewone middelbare school, de VMBO. Niet meer naar het speciaal onderwijs. Dat was een grote verandering. Hij heeft er een jaar op gezeten. De school was in een grote stad. Daar gingen kinderen vaak zonder respect met elkaar om. Soms ook met echte agressie.

In die tijd ontmoette ik mijn huidge man, Rogier. We verhuisden naar de andere kant van het land, naar het Zuiden. Mijn zoon ging het tweede jaar in van de middelbvare school. En dat was geweldig. Hij kwam thuis na zijn eerste schooldag, en zei: “Ma, ik weet niet wat me gebeurd. Ik kom aanfietsen, en ze gaan gewoon voor me opzij. Ik werd niet van mijn fiets af geschopt.“. Toen besefte ik hoeveel angst mijn kind al die tijd had gehad. Hier was hij veel gelukkiger. Een kleinere klas, met minder prikkels. Hij werd niet geslagen of geschopt, dus hij werd zelf ook rustiger. Toen heeft hij zijn diploma gehaald. En we zeiden – dat worden 2 vlaggen, één voor hem en één voor ons als ouders, want we hebben er heel erg aan getrokken dat hij het zou halen.

In Zaandam was ik gestopt met alle hulpverlening. Toen we hier kwamen wonen, zijn we toch naar de GGZ gegaan, en hebben gezegd: ‘we gaan geen dossier aanleveren van voorheen, we willen dat jullie open en eerlijk naar hem gaan kijken’. En daar kwam uit: ADHD, PDD Nos (een stukje autisme) en Dyslexie. De hulpverlening is hier in het zuiden gemoedelijker, en dat geeft iets meer rust.

Toen hij bijna 18 jaar was, is hij begeleid zelfstandig gaan wonen. Hij zette zich tegen ons af, en hij kon zich thuis niet meer ontwikkelen, en dat gunde ik hem juist. Dus de stap naar begeleid zelfstandig wonen werd een feit. Hier heeft hij veel van geleerd. Met vallen en opstaan heeft hij zijn weg gevonden.

Ik denk dat als we hier vanaf het begin hadden gewoond – en niet in de stad – dat alles minder beladen was geweest. Hier heb je de ruimte als kind, daar was dat niet. Ikzelf had ook nooit last van hem. Ik had last van de mensen eromheen die wat van hem vonden. Dat was mijn verdriet. Ik was meer bezig met te bewijzen dat er wel degelijk iets met mijn kind was. In het begin wilde niemand dat geloven.



 



Wat ik hem nog steeds voorhoud is dat hij trots mag zijn op wat hij is, en heeft bereikt. Hij heeft zijn kwaliteiten. Niet iedereen wordt advocaat of professor.

Hij is heel sociaal. Wel ben ik soms bang dat hij zich zichzelf te veel wegcijfert, als er bijvoorbeeld moet worden overgewerkt op zijn werk. Zijn emoties toont hij niet makkelijk aan anderen. Ik kan hem goed aanvoelen, en zeg het ook als ik denk dat hij iets binnen houdt. Als kind kon hij erg boos zijn – en hij was dan ook boos, niet bereikbaar. Gelukkig duurde dat niet lang. Ik ken kinderen met ADHD die dan echt over the top gaan. Ik denk dat het vooral met structuur te maken heeft. Met afspraak is afspraak. Als je een ouder bent die dingen niet duidelijk aangeeft en heel erg zwabbert. Als de nee van nu straks toch een ja wordt. Als ze blijven dreinen om dat snoepje, en je geeft ‘in godsnaam dan maar een snoepje, dan ben je tenminste stil’. Dan is het einde zoek. Want de volgende keer gaat hij nog langer door.

Een voorbeeld: William sliep altijd in zijn eigen bed. Toen ik alleen met hem kwam te staan mocht hij weleens een nachtje bij me slapen. Gewoon, in het weekeind, gezellig bij mamma. Toen ging hij elke dag vragen: ‘mag ik bij je slapen?‘. Dat heeft hij echt 3 maanden vol gehouden. En ik wist gewoon, dat ik daar niet aan moest toegeven. Hij heeft die duidelijkheid nodig. Als ik daar eenmaal van afwijk, is dat het nieuwe normaal. En als je dat toch een keer toegeeft, dan moet je daarna aanvaarden dat dat consequenties heeft. Structuur – dat is de sleutel. Elke dag op dezelfde tijd naar bed. Na het jeugdjournaal tanden poetsen. Elke dag afsluiten – iets bespreken wat er die dag fijn was, en een verhaaltje voorlezen. Als je kind nog onrustig is, dan een muziekje afspelen. Zo sluit je de dag positief af. Als je dat elke dag doet, weet je kind waar het aan toe is, en zijn er geen verrassingen meer. Dan is er rust in zijn hoofd.


Als je een kind met ADHD altijd maar corrigeert, en alleen let op wat hij fout doet, dan wordt het negatief. Geef ook eens complimenten, als hij op zijn eigen manier iets maakt. Laat ze zien waar ze goed in zijn. Geef handvaten, waar ze wat hulp nodig hebben. Als je kind met Duplo bezig is, en je wilt boodschappen gaan doen, en zegt dat hij daarom over 5 minuten moet stoppen – bedenk dan, dat jouw keuze om nu boodschappen te gaan doen ook impulsief kan zijn. Hou daar rekening mee, als het net die paar minuten langer duurt voordat het bouwwerk klaar is. Leer je als ouder aan te kijken naar waar je kind mee bezig is. Kijken en voelen wat er gebeurd.

 



Als ik een Fristi aan hem gaf, boordevol suiker, dan werd het een stuiterbal, de hele dag in het rond. Net zo bij Chocomel. Maar als we naar het strand gingen, dan mocht hij wél een Fristi. Want dan waren we de hele dag aan het ravotten, gek aan het doen. Dan gaf ik hem ook geen medicatie – want die had hij dan niet nodig. Alleen als hij zich moest concentreren.

Hij gebruikte eerst Ritalin, en toen we hier kwamen wonen werd het Concerta. Voor William was medicatie een duidelijke no-go. Hij zag het als een lapmiddel, iets waarmee je de oorzaak niet wegneemt. Hij schopte er tegen. We hebben met hem af kunnen spreken, toen hij 13 was – weet je wat we doen, we gaan starten met de medicijnen, maar we doen ook soms een placebo. En dan ga jij aangeven hoe of wat. En daar kwam uit, dat hij het op de medicatie gewoon goed deed. En dat als hij een placebo had gekregen, dat hij het níet goed deed. Dat vond hij zelf ook. En toen was hij overtuigd.

Hij heeft medicatie gebruikt tot hij 22 jaar was. Hij zei ‘Ik kap er mee.’ Hij is met zichzelf aan de slag gegaan. En heeft, zoals hij het noemt, bij zichzelf een filter aangebracht.

Hij woont nu 4 jaar zelfstandig, en zonder begeleiding, zonder huishoudelijke hulp. Ik help hem regelmatig, het laatste jaar weer wat minder, omdat ik ziek ben geweest. Het is een volwassen man, en ik wil niet betuttelen, daar heb ik een hekel aan.

Hij komt vaak bij ons eten. Dat maakt het voor hem eenvoudiger. Dan heeft hij 2 taken minder op een dag: koken, én daarna opruimen. Wat geeft het als mijn kind elke week komt eten? Ik zie dat niet als afhankelijkheid. Maar als gezelligheid, een gezin – een plek waar iedereen binnen kan lopen. Dat is voor mij belangrijk.

Ik heb denk ik wel geleerd dat het voor mij als ouder niet gaat om of ik het goed heb gedaan, of niet goed heb gedaan. Ik heb geleerd hoe ik er op een makkelijkere manier mee om kan gaan, omdat ik nu eenmaal een kind heb met ADHD.


Als ik terugkijk, en het allemaal over zou kunnen doen – dan zou ik niet naar de hulpverlening gaan. En zou ik waarschijnlijk geen medicatie geven. Of veel minder. Medicatie kan helpen, en ieder ADHD kind is anders. Maar inmiddels heb ik andere middelen geleerd waarmee ik mijn kind had kunnen helpen. Ik zou hem geen speciaal onderwijs laten volgen. Dat allemaal niet. Het heeft natuurlijk met je leeftijd te maken, en je eigen opvoeding. Voor mij was het vroeger huisje-boompje-beestje. Ik kreeg een kindje dat niet binnen dat beeld paste. Het moest allemaal perfect, en ik zou mijn kind alles geven om te bereiken wat hij wilde. Omdat er altijd maar geroepen werd ‘dat kan hij toch niet’. Ik wilde bewijzen dat hij het wél kon. Maar nu voel ik me zo gesterkt dat ik stabieler zou zijn. Ik zou veel meer rust hebben.

 









Nawoord door Linda Hoitinga.



Je wilt je kind beschermen, en daarom wil je dat anderen weten dat je kind ADHD heeft. Zodat ze haar behandelen als ieder ander. Je zegt dan: “Mijn kind heeft ADHD. Ze kan er niets aan doen dat ze druk is.” Dat is een uitspraak die veel ouders zullen herkennen. Maar ook een uitspraak waar je zorgvuldig mee om moet gaan. Want het geeft je kind een stempel, en een vrijbrief. Een stempel dat het anders is dan andere kinderen. En een vrijbrief om heel vaak druk te zijn.

Maar niemand is als een ander. De een is wat onrustiger, de ander is wat slimmer, en weer een ander creatiever. Een kind met ADHD is (in het algemeen gesproken) vaak druk, impulsief, onhandig. Maar heeft ook heel veel uithoudingsvermogen. Ziet de kleinste dingen. Is empatisch, en heeft humor en fantasie. Als je positief wilt omgaan met ADHD is het belangrijk om de meer negatieve punten te herkennen, en in goede banen te leiden. Door er met je kind over te praten. Door zelf rustig en consequent te zijn. En is het belangrijk om die positieve eigenschappen in het licht te zetten, en te gebruiken als het startpunt voor zoveel mogelijkheden. Zodat je kind kan opgroeien tot iemand die vrij is van dat stempel, en die vrijbrief achter zich kan laten.


Heb je naar aanleiding van dit verhaal vragen? Je kunt op deze website meer lezen over de begeleiding die ik bied aan ouders en kinderen. Je bent altijd welkom om contact met me op te nemen voor een vrijblijvende kennismaking.